Twee Haga-artsen in het CBG: “Met onze kennis zijn we eerder voorbereid”
ActionsTwee Haga-artsen in het CBG: “Met onze kennis zijn we eerder voorbereid”
22 februari 2021In het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), de Nederlandse medicijnautoriteit die bepaalt welke medicijnen wel en niet in Nederland worden toegelaten, is het HagaZiekenhuis goed vertegenwoordigd met maar liefst twee leden (van de huidige vijftien). Internist-infectioloog Kees van Nieuwkoop werd begin vorig jaar voor vier jaar herbenoemd en hematoloog Sabina Kersting is in augustus 2020 voor het eerst beëdigd tot collegelid. “Hier mag het HagaZiekenhuis heel trots op zijn”
Het onafhankelijke CBG bewaakt de kwaliteit, werking en veiligheid van een medicijn. Daarnaast stimuleert het CBG het juiste gebruik door de juiste patiënt. Kees van Nieuwkoop: “Het College bestaat uit maximaal zeventien leden die elk hun eigen expertise inbrengen vanuit verschillende invalshoeken zoals de farmacologie, klinische praktijk en wetenschappelijke methodologie.”
Op dit niveau gaat het voornamelijk om hoogleraren van universitaire medische centra. Des te onalledaagser is het dat het HagaZiekenhuis maar liefst twee ‘toonaangevende experts’ in dit College heeft zitten. Hoe kan dat?
“We hebben hier grotere patiëntenaantallen dan in academische ziekenhuizen”
Kees vertelt dat er binnen het College al enige tijd een vacature openstond voor een hematoloog. Hij brak zelf een lans voor een kandidaat uit een niet-academisch ziekenhuis. “De doorsnee hematologische patiënt wordt in een niet-academisch STZ-ziekenhuis gezien, dus wie kan de belangen van deze patiëntengroep beter behartigen dan een hematoloog die veel van deze patiënten ziet?” aldus de internist-infectioloog. Sabina nuanceert: “Hematologische zorg ís al sub-academisch; het enige dat we hier níet doen is allogene stamceltransplantatie. We mogen hier elk medicijn toedienen en hebben grotere patiëntenaantallen dan de academische ziekenhuizen.”
Meerwaarde vanuit klinische praktijk
Haar motivatie voor de nieuwe functie is er een van maatschappelijke betrokkenheid: “De afgelopen zes jaar was ik al bestuurslid van de werkgroep chronische lymfatische leukemie. Als er een nieuw medicijn op de markt kwam, waren wij daar nauw bij betrokken, zowel bij het vergoedingendossier als de wetenschappelijke beoordeling. Dat vond ik interessant. Het CBG zit een stap vóór het vergoedingendossier, maar de beoordeling van medicijnen moet zo goed en zo snel mogelijk gebeuren. Daar hoop ik aan te kunnen bijdragen.”
Sabina ervoer haar beëdiging als een feest, ondanks de iets afgezwakte vorm ervan als gevolg van de coronamaatregelen. Direct erna kon ze aan de slag. “Ik ben nu het tweede collegelid met specifieke oncologische expertise en dan met name vanuit de hemato-oncologie. Vooral mijn inbreng vanuit de praktijk is hierbij van belang. Met een ziekenhuisblik kijk je anders, dat is mijn meerwaarde. Overigens wordt de besluitvorming niet door enkele leden, maar door het gehele college gedaan.”
Eerder voorbereid
Het HagaZiekenhuis heeft er baat bij dat twee van zijn specialisten zo’n belangrijke maatschappelijke functie bekleden. “Het is natuurlijk een prestigieuze functie; het HagaZiekenhuis mag er heel trots op zijn dat wij met twee leden in de CBG vertegenwoordigd zijn”, zegt Sabina desgevraagd. Kees vult aan: “Het CBG is één groot kennisinstituut. Die kennis kun je weer delen. Ik kan bijvoorbeeld collega’s attenderen op nieuwe geneesmiddelen die eraan komen. Of op ernstige bijwerkingen die nog niet eerder zijn voorgekomen, of naderende medicijntekorten. Zo zijn we net iets alerter op nieuwe ontwikkelingen. Ik zie het als mijn taak om collega’s op die berichtgeving te attenderen.”
Trage procedures versus zorgvuldigheid
Onlangs uitte hoogleraar Carin Uyl-de Groot kritiek op de trage toelating van kankermedicijnen in Europa. Dat was indirect ook kritiek op het functioneren van het CBG. Kees, fel: “De stelling dat de trage procedures mensenlevens kosten, vind ik opportuun. Het kost ook mensenlevens als je geneesmiddelen toelaat die meer schadelijk zijn dan dat ze goed doen. Fabrikanten zoeken de grenzen op om geneesmiddelen zo snel mogelijk op de markt te krijgen. Daar moeten we heel zorgvuldig mee omgaan. In de procedures zitten tijdslijnen die worden nageleefd. Zo heb je tussentijdse beoordelingen en rapportages waarbij de tijdlijnen volgens vaste procedures verlopen. En soms verzoekt een fabrikant om een zogenaamde ‘klokstop’. Als deze voldoet aan de criteria, wordt de beoordelingsprocedure tijdelijk stilgezet. Meestal zit de vertraging echter bij de vergoedingendiscussie. Gelukkig wordt hieraan gewerkt.”
“Ik ben juist onder de indruk van de zorgvuldigheid waarmee medicijnen hier worden beoordeeld”, beaamt Sabina. “De uitdaging is dat een fabrikant probeert om zijn medicijn zo positief mogelijk neer te zetten voor een zo breed mogelijke patiëntengroep. Het is dus een lastige uitdaging om dat te doorzien: is iets alleen werkzaam voor een bepaalde groep, of ook nog pertinent bij andere patiëntencategorieën? Daar zijn soms geen gegevens over. En daarom blijven we een medicijn ook controleren nadat het op de markt is gekomen. Want soms zijn er zeldzame bijwerkingen die nog niet uit onderzoek zijn gebleken, maar wel ernstig genoeg zijn om het medicijn opnieuw te beoordelen.”
“In die zin is een medicijn nooit af”, vat Kees samen. “De balans tussen werkzaamheid en schadelijkheid van een medicijn moet niet alleen positief zijn bij registratie, maar dit nadien ook voortdurend blijven. Dat is waar het werk van het CBG over gaat.”