Aandacht voor wetenschap in het Juliana Kinderziekenhuis: ‘Onderzoek is onderdeel van de kindzorg’

24 juni 2024

Het Juliana Kinderziekenhuis (JKZ) is een bijzondere plek waar honderden mensen zich dagelijks inzetten voor jonge patiënten en hun ouders. Het JKZ probeert niet alleen goede zorg te geven aan kinderen, ook zetten onderzoekers hun beste beentje voor om die zorg te verbeteren. Onder aanvoering van Mirjam van Veen, kinderarts en coördinator wetenschappelijk onderzoek in het JKZ, lopen er meerdere studies en worden er steeds meer samenwerkingen opgezet.

Er ligt een belangrijke focus op de wetenschap, geeft Mirjam aan. “Onderzoek is een onderdeel van de zorg die wij leveren aan kinderen. Door onderzoek te doen kunnen we een bijdrage leveren aan het verbeteren van de zorg.”

De onderzoekers in het JKZ doen vooral epidemiologisch onderzoek in de algemene kindergeneeskunde. Dit omvat het bestuderen van veelvoorkomende klinische en medische kwesties, met een bijzondere focus op kinderen met koorts en infectieziekten, vooral op de spoedeisende hulp.  Daarnaast is er speciale aandacht voor onderzoek op de afdeling Neonatologie.”

Twee nieuwe onderzoekslijnen

Deze focus resulteerde in twee nieuwe onderzoekslijnen, opgezet vanuit het JKZ zelf. Zoals de Ziek in Beeld-studie, waarbij een e-health tool ontwikkeld en gevalideerd wordt, die ouders helpt om ernstige ziektesymptomen bij hun kind met koorts te herkennen.

Daarnaast is vorig jaar de COPP-iGAS-studie van start gegaan. Mirjam: “We proberen ook in te spelen op actualiteiten in de kindergeneeskunde. Een recente toename in invasieve groep-A streptokokkeninfecties is daar een goed voorbeeld van. Doordat we hier heel alert op waren, konden we binnen een maand een onderzoek opzetten, samen met het LUMC. Dat onderzoek leverde razendsnel veel aandacht en bewustzijn op voor het probleem.” De Ziek in Beeld- en COPP-iGAS-studies vormen samen het promotieonderzoek van Evelien van Kempen, aios Kindergeneeskunde.

ERACE-studie

De ERACE-studie is ook opgezet vanuit het JKZ. Hierin onderzoeken promovendus Mark Ketelaars en zijn team onder leiding van Mirjam en kinderarts-neonatoloog Anne de Grauw hoeveel invloed traumatische jeugdervaringen van ouders op hun kinderen hebben. Het is de eerste Nederlandse follow-up studie naar nadelige jeugdervaringen, oftewel: Adverse Childhood Experiences (ACEs).

In het onderzoek worden ongeveer 120 kinderen en hun ouders onderzocht die voor periodieke controles op de Nazorgpoli Neonatologie van het JKZ komen. Dat is een gespecialiseerde polikliniek voor kinderen die een moeilijke start hadden, bijvoorbeeld door vroeggeboorte, te laag geboortegewicht of ernstige gezondheidsproblemen rond de geboorte. Specialisten van het JKZ werken hier samen met jeugdartsen van het consultatiebureau en professionals uit de regio.

Eerste twee jaar

“Samen met mijn collega Lyanne Rövekamp volg ik kinderen op de Nazorgpoli de eerste twee jaar van hun leven”, zegt Anne. “We wisten al dat het gedrag van ouders van invloed kan zijn op complicaties bij de geboorte. Denk aan een stressvolle thuissituatie door drank- of drugsgebruik, geweld, scheiding of mishandeling. Maar het lijkt erop dat ook traumatische jeugdervaringen van ouders, ook wel ACEs genoemd, van invloed zijn op moeilijkheden in de vroege ontwikkeling van een kind. Daar doen we nu onderzoek naar.”

Junior onderzoeker Iris van Dam neemt vragenlijsten af bij jonge ouders om een beeld te krijgen van het vóórkomen van ACEs in de huidige generatie ouders. Deze vragenlijst onderzoekt ook hoe traumatische jeugdervaringen de zwangerschap en geboorte beïnvloeden.

Langer dan de geboorte

Dat traumatische jeugdervaringen langer dan de geboorte door kunnen werken, is bekend. “Als je op jonge leeftijd te veel stress ervaart, kan jouw hele hormoonhuishouding uit balans raken met niet alleen psychische, maar ook lichamelijke gevolgen”, vertelt Mark. “Daar heb je de rest van je leven last van. Zo kan je eerder hart- en vaatziekten ontwikkelen. Of het beïnvloedt jouw functioneren als ouder. En groei je op in de aanwezigheid van alcoholisme, dan heb je zelf ook meer kans alcoholist te worden.”

Anne vult aan: “Bij baby’s in de buik worden al de geslachtscellen aangelegd die later nodig zijn om zelf zwanger te worden. Als er bij je moeder, zwanger van jou, sprake was van veel stress of middelenmisbruik, dan kun jij daar tijdens en na jouw eigen zwangerschap nog de gevolgen van ondervinden. Het is echt een vicieuze cirkel.”

Cirkel doorbreken

De onderzoekers willen die cirkel in de toekomst kunnen doorbreken. Mark kijkt naar de groei en motorische en sociale ontwikkeling van de kinderen. Ook vraagt hij ouders om hun positieve jeugdervaringen en/of eventuele ACEs. Hierna vergelijkt hij de kinderen van ouders met en zonder ACEs. “De gedachte is dat mensen met meer dan drie ACEs meer kans hebben op traumaoverdracht naar de volgende generatie. We hopen in beeld te brengen welke trauma’s dat zijn en hoe die trauma’s de ontwikkeling van een kind beïnvloeden.”

“Als we dat weten, kunnen we meer bewustwording creëren bij de beleidsmakers”, vult Anne aan. “Dit is hoog complexe sociale problematiek, die we niet alleen in het ziekenhuis kunnen oplossen. Daar hebben we de hele samenleving voor nodig.”

Op elkaar vertrouwen

De genoemde studies zijn volgens Mirjam mooie voorbeelden van wat je kunt bereiken door de handen ineen te slaan. “We werken samen met alle umc’s in de Randstad. Daardoor krijg je veel voor elkaar.” Mede door dit soort samenwerkingen kan het JKZ een belangrijke onderzoeksbijdrage leveren aan de algemene kindergeneeskunde, zowel in Nederland als in Europa. “Door op elkaar te vertrouwen kun je meer impactvol onderzoek doen.”


Vanaf links: Mirjam van Veen, kinderarts en coördinator wetenschappelijk onderzoek in het JKZ, Evelien van Kempen, aios Kindergeneeskunde, Rianne Boeters-van Kester, researchverpleegkundige en Mark Ketelaars, onderzoeker in opleiding. Niet op de foto: Anne de Grauw, kinderarts-neonatoloog, Lyanne Rövekamp, neonatoloog en Iris van Dam, junior onderzoeker.


Naar het overzicht